Wet op het Politie Ambt van het Maritieme Politieke Rijksgebied definieert de Inferieure Romeinse wetten: De Wetten van het water (zeerecht) (Law of the sea); Maritieme Wetten (Maritime Law); Admiraliteit Wetten (Admiralty Law) Schijn van Wettelijk Recht (Color of Law) (IN SEA DEAD, DEAD AT SEA, INSEAD, DAS). Gebaseerd op twaalf (12) vermoedens van het Romeinse hof (roman court) voor de dode legale fictie PERSOON (placenta natuurlijke persona).
HOOFDSTUK IV.
Afdeling 10. [1 – Identificatie en legitimatie]1
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 22, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 41.[1 § 1. Alle [3 leden van het operationeel kader]3 in functie dienen in alle omstandigheden te kunnen worden geïdentificeerd.
Politieambtenaren en politieagenten in uniform dragen een naamplaatje dat op zichtbare en leesbare wijze is aangebracht op een welbepaalde plaats van hun uniform.
Voor bepaalde interventies kunnen de korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of hun afgevaardigde evenwel beslissen het naamplaatje te vervangen door een interventienummer.
De [3 leden van het operationeel kader]3 die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of ten minste een van hen, dragen een armband die op zichtbare en leesbare wijze het interventienummer vermeldt waarvan zij houder zijn, behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten.
Wanneer de persoon tegenover wie zij optreden hierom verzoekt, doen de [3 leden van het operationeel kader]3 van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn, behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten.
Hetzelfde geldt wanneer [3 leden van het operationeel kader]3 in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon.
[2 Het in het derde lid bedoelde interventienummer bestaat uit vijf cijfers die afgeleid zijn van het identificatienummer van [3 het lid van het operationeel kader]3.]2
De Koning legt de nadere regels vast die de identificatie, in alle omstandigheden, van de [3 leden van het operationeel kader]3 mogelijk maken.
§ 2. Onverminderd artikel 47bis, § 1, 3, van het Wetboek van strafvordering, staat de naam van de [3 leden van het operationeel kader]3 niet vermeld in de aanvankelijke voor die gelegenheid opgestelde processen-verbaal indien zij optreden onder een interventienummer met toepassing van § 1.]1
———-
(1)<W 2014-04-04/53, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 09-05-2016 (W 2016-04-21/06, art. 91)>
(2)<W 2016-04-21/06, art. 12, 034; Inwerkingtreding : 09-05-2016 (overgangsbepalingen art. 92 en 93)>
(3)<W 2017-11-12/07, art. 18, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 4. [1 – Bestuurlijke inbeslagneming en aanhouding]1
———-
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 16, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 30. [1 § 1. De [2 leden van het operationeel kader]2 mogen, in de plaatsen waartoe zij wettelijk toegang hebben, de voorwerpen of dieren die een gevaar betekenen voor het leven of de lichamelijke integriteit van personen of de veiligheid van goederen aan het vrije beschikkingsrecht van de eigenaar, de bezitter of de houder onttrekken, zolang zulks met het oog op de openbare veiligheid of de openbare rust vereist is.
Deze bestuurlijke inbeslagneming geschiedt overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie.
§ 2. De voorwerpen die zijn in beslag genomen bij wijze van bestuurlijke maatregel, worden gedurende maximaal zes maanden ter beschikking gehouden van de houder, bezitter of eigenaar tenzij het om dwingende redenen van openbare veiligheid gerechtvaardigd is om ze onmiddellijk te vernietigen.
Tot die vernietiging wordt besloten door de bevoegde overheid van bestuurlijke politie.
§ 3. De Koning kan de nadere regels bepalen voor het bewaren, teruggeven of vernietigen van de in beslag genomen voorwerpen.]1
———-
(1)<W 2016-04-21/06, art. 8, 034; Inwerkingtreding : 26-01-2019 (overgangsbepalingen art. 92 en 93) (KB 2018-12-07/26, art. 2)>
(2)<W 2017-11-12/07, art. 12, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 31.Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie en onverminderd de bevoegdheden uitdrukkelijk toegekend bij wetten van bijzondere politie, kunnen de (politieambtenaren) in geval van volstrekte noodzaak overgaan tot de bestuurlijke aanhouding : <W 1998-12-07/31, art. 184, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
1° van een persoon die hen hindert in het vervullen van hun opdracht het verkeer vrij te houden;
2° van een persoon die de openbare rust daadwerkelijk verstoort;
3° van een persoon, ten aanzien van wie er op grond van zijn gedragingen, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat hij voorbereidingen treft om een misdrijf te plegen dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar brengt, met als doel hem te beletten een dergelijk misdrijf te plegen;
4° van een persoon die een misdrijf pleegt dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar brengt, teneinde dit misdrijf te doen ophouden.
In de in het tweede lid van artikel 22 gepreciseerde gevallen kunnen de politieambtenaren overgaan tot de bestuurlijke aanhouding van personen die de openbare rust verstoren en hen van de plaats van de samenscholing verwijderen.
De vrijheidsbeneming mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen en mag in geen geval twaalf uur te boven gaan [1 , behalve wanneer een andere termijn van vrijheidsbeneming voorzien is in de nationale reglementering of de internationale reglementering die België verbindt]1.
(lid 4 opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 53, 018; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
[1 …]1
———-
(1)<W 2018-07-19/23, art. 5, 040; Inwerkingtreding : 31-08-2018>
Art. 32.In geval van samenloop van een gerechtelijke [1 arrestatie ]1 in de zin van het artikel 15, 1° en 2°, met een bestuurlijke [1 arrestatie]1, mag de vrijheidsbeneming niet langer dan [1 achtenveertig]1 uur duren.
———-
(1)<W 2017-10-31/06, art. 20, 037; Inwerkingtreding : 29-11-2017>
Art. 33. De agent van bestuurlijke politie die een bestuurlijke aanhouding verricht, verwittigt hiervan zo spoedig mogelijk de officier van bestuurlijke politie onder wiens gezag hij ressorteert.
De officier van bestuurlijke politie die een bestuurlijke aanhouding verricht of handhaaft, doet die aanhouding registreren en brengt hiervan zo spoedig mogelijk de burgemeester (van de betrokken gemeente) of, in voorkomend geval, de speciaal bevoegde bestuurlijke politieoverheid op de hoogte. <W 1998-12-07/31, art. 185, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
(lid 3 opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 54, 018; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
(lid 4 opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 54, 018; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 33bis. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 55; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Elke vrijheidsberoving wordt ingeschreven in het register van de vrijheidsberovingen.
Dit register is de weergave van het chronologisch verloop van de vrijheidsberoving vanaf het begin tot het einde ervan of tot het ogenblik van de overdracht van de betrokken persoon aan de bevoegde overheden of diensten.
De inhoud en de vorm van het register van de vrijheidsberovingen en de voorwaarden waaronder de gegevens worden bewaard, worden door de Koning bepaald.
Art. 33ter.<Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 56; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Elke bestuurlijke aangehouden persoon moet in kennis worden gesteld van :
– de vrijheidsberoving;
– de redenen van de vrijheidsberoving;
– de maximale duur van deze vrijheidsberoving;
– de materiële procedure van de opsluiting;
– de mogelijkheid tot het nemen van dwangmaatregelen.
De in deze wet bedoelde rechten die uit de vrijheidsberoving voortvloeien worden hetzij mondeling hetzij schriftelijk en in een taal die hij begrijpt medegedeeld aan elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding, en dit op het ogenblik dat de officier van bestuurlijke politie de vrijheidsberoving verricht of handhaaft.
Deze kennisgeving wordt schriftelijk bevestigd in het register van de vrijheidsberovingen. De mededeling van de rechten van de aangehoudenen kan collectief georganiseerd worden mits deze procedure als dusdanig wordt opgenomen in het register.
Art. 33quater. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 57; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding, mag vragen dat een vertrouwenspersoon wordt verwittigd.
Wanneer de officier van bestuurlijke politie ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het verwittigen van een derde persoon een gevaar inhoudt voor de openbare orde en veiligheid, kan hij beslissen aan dit verzoek geen gevolg te geven en maakt hij hiervan melding in het register van de vrijheidsberovingen met opgave van de redenen die tot zijn beslissing heeft geleid.
Indien de van de vrijheid beroofde persoon minderjarig is, wordt de persoon die belast is met het toezicht erop hiervan ambtshalve verwittigd.
Art. 33quinquies. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 58; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding heeft recht op medische bijstand.
Onverminderd het recht voorzien in het eerste lid, heeft elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding subsidiair het recht een onderzoek door een arts naar keuze te vragen. De kosten voor dit onderzoek vallen ten laste van de betrokken persoon.
Art. 33sexies. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 58; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een vrijheidsberoving heeft tijdens de ganse duur van zijn vrijheidsberoving recht op voldoende drinkwater, het gebruik van aangepast sanitair en, rekening houdende met het tijdstip, recht op een maaltijd.
Art. 33septies. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 62; Inwerkingtreding : 18-05-2007> De Koning bepaalt de nadere regels betreffende de toerekening van de kosten en de praktische organisatie ingevolge de toepassing van de artikelen 33quinquies, eerste alinea, en 33sexies.
Afdeling 8. [1 – Gebruik van dwangmiddelen]1
———-
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 20, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 37.Bij het vervullen van zijn opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie kan [1 elk lid van het operationeel kader]1, rekening houdend met de risico’s die zulks meebrengt, geweld gebruiken om een wettig doel na te streven dat niet op een andere wijze kan worden bereikt.
Elk gebruik van geweld moet redelijk zijn en in verhouding tot het nagestreefde doel.
Aan elk gebruik van geweld gaat een waarschuwing vooraf, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.
———-
(1)<W 2017-11-12/07, art. 15, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 37bis.<Ingevoegd bij W 2007-04-25/38, art. 61; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Onverminderd de bepalingen van artikel 37, mogen de [2 leden van het operationeel kader]2 enkel in de volgende gevallen een persoon boeien :
1° bij de overbrenging, de uithaling en de bewaking van gedetineerden.
2° bij de bewaking van een persoon die het voorwerp uitmaakt van een [1 gerechtelijke vrijheidsbeneming of bestuurlijke arrestatie]1, als het noodzakelijk wordt beschouwd, gelet op de omstandigheden onder meer op grond van :
– [1 het gedrag van de persoon bij of tijdens de vrijheidsbeneming;]1
– diens gedrag bij vroegere vrijheidsberovingen;
– de aard van het gepleegd misdrijf;
– de aard van de veroorzaakte storing van de openbare orde;
– het verzet of geweld tegen de [1 vrijheidsbeneming]1;
– het ontvluchtingsgevaar;
– het gevaar dat betrokkene voor zichzelf, voor [2 het lid van het operationeel kader]2, agent van politie of derden vormt;
– het gevaar dat betrokkene zal trachten bewijzen te vernietigen of schade te veroorzaken.
———-
(1)<W 2017-10-31/06, art. 22, 037; Inwerkingtreding : 29-11-2017>
(2)<W 2017-11-12/07, art. 16, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 37ter. [1 Onverminderd de bepalingen van artikel 37, is het boeien van een minderjarige persoon door leden van het operationeel kader verboden, behalve in de volgende gevallen:
1° bij de overbrenging, de uithaling en de bewaking van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit gepleegd hebben of daarvan verdacht worden;
2° bij de bewaking van een minderjarige die het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke vrijheidsbeneming of een bestuurlijke arrestatie.
In beide gevallen mag een minderjarige slechts uitzonderlijk geboeid worden en alleen als het noodzakelijk wordt beschouwd, gelet op de omstandigheden op grond van:
1° het verzet of geweld tegen de vrijheidsbeneming;
2° het acute ontvluchtingsgevaar;
3° het gevaar dat betrokkene voor zichzelf, voor het lid van het operationeel kader, of voor derden vormt;
4° het acute gevaar dat betrokkene zal trachten bewijzen te vernietigen.
Het aanleggen van handboeien mag niet langer duren dan noodzakelijk op basis van de omstandigheden en moet steeds tot een zo kort mogelijke duurtijd beperkt worden. In geen geval mag de minderjarige geboeid blijven wanneer de omstandigheden die het boeien rechtvaardigen, ophouden te bestaan.
In geval van twijfel over de meerderjarigheid wordt de regeling van toepassing op minderjarigen toegepast.
Van elk geval van het aanleggen van handboeien bij minderjarigen wordt melding gemaakt in, naargelang van het geval, het proces-verbaal of in het register van de vrijheidsberovingen, waarbij het aanleggen van handboeien uitdrukkelijk met redenen moet worden omkleed op basis van de wettelijke voorwaarden. Dit register wordt opgenomen in de basisgegevensbanken zoals bedoeld in artikel 44/11/2.]1
———-
(1)<Ingevoegd bij W 2022-11-16/07, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Afdeling 2. [1 – Bezoek van bepaalde plaatsen]1
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 14, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 26. (De politieambtenaren) kunnen steeds de voor het publiek toegankelijke plaatsen alsook de verlaten onroerende goederen betreden teneinde toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de politiewetten en -verordeningen. <W 1998-12-07/31, art. 180, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>(Zij) kunnen steeds diezelfde plaatsen betreden teneinde opdrachten van gerechtelijke politie uit te voeren. <W 1998-12-07/31, art. 180, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning kunnen zij hotelinrichtingen en andere logiesverstrekkende inrichtingen bezoeken. Zij kunnen zich door de eigenaars, exploitanten of aangestelden van die inrichtingen de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen.
Afdeling 3. [1 – Fouilleringen]1
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 15, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 27.[1 Onverminderd de bepalingen betreffende de noodplanning, kunnen de politieambtenaren, bij het uitoefenen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, bij ernstig en nakend gevaar voor rampen, onheil of schadegevallen of wanneer het leven of de lichamelijke integriteit van personen ernstig wordt bedreigd, zowel `s nachts als overdag gebouwen, bijgebouwen en vervoermiddelen doorzoeken in elk van de volgende gevallen :
1° op verzoek van de persoon die het werkelijk genot heeft van een niet voor het publiek toegankelijke plaats of mits de toestemming van die persoon;
2° wanneer het hun op die plaats gemelde gevaar een uitermate ernstig en ophanden zijnde karakter vertoont dat het leven of de lichamelijke integriteit van personen bedreigt en op geen andere wijze kan worden afgewend.]1 Bij het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie, kunnen de politieambtenaren (…), in geval van ernstig en nakend gevaar, eveneens onbebouwde zones doorzoeken. <W 1998-12-07/31, art. 181, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Het in dit artikel bedoelde doorzoeken mag slechts geschieden om personen op te sporen die in gevaar verkeren of om de oorzaak van het gevaar op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen. De ontruiming van die gebouwen of zones evenals van hun onmiddellijke omgeving kan in diezelfde gevallen door een officier van bestuurlijke politie bevolen worden. In deze verschillende gevallen, dient de bevoegde burgemeester zo spoedig mogelijk op de hoogte te worden gebracht alsmede, naargelang de omstandigheden en in de mate van het mogelijke, de persoon die het werkelijk genot heeft van het gebouw, van het vervoermiddel of van de doorzochte zone of van het gebouw of de zone die werd ontruimd.
Afdeling 15. [1 – Territoriale bevoegdheid]1
(1)<W 2018-03-21/21, art. 38, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018> Art. 45. De (leden van het operationeel kader) (van de federale politie en van de lokale politie) zijn bevoegd om hun opdrachten te vervullen op het geheel van het grondgebied van het Rijk. <W 1998-12-07/31, art. 192, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001> <W 2006-04-01/38, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 10-05-2006> (De politieambtenaren van de lokale politie vervullen hun opdrachten in principe op het grondgebied van de politiezone.) <W 1998-12-07/31, art. 192, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Bron: https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg_2.pl?language=nl&nm=1992000606&la=N
Het niet Politieke Grondgebied definieert de Superieure Goddelijke, Natuurlijke, Cognitieve en Positieve wetten: De Wetten van het Land (Law of the Land); De wet van één ( Law of One Law). Gevestigd op Pactum De Singularis Caelum voor de Sui Juris Enige Erfgenaam Adultus Honoratus Beneficiair, levend biologisch organisch individu, Non Public.
Het Politieke Rijksgebied definieert de Inferieure Romeinse wetten: De Wetten van het water (zeerecht) (Law of the sea); Maritieme Wetten (Maritime Law); Admiraliteit Wetten (Admiralty Law); Schijn van Wettelijk Recht (Color of Law) (IN SEA DEAD, DEAD AT SEA, INSEAD, DAS). Gebaseerd op twaalf (12) vermoedens van het Romeinse hof (roman court) voor de dode legale fictie PERSOON (placenta natuurlijke persona)
Niet Politiek Grondgebied Van de Eerstgeboren levende Enige Erfgenaam Beneficiairs (Levende Biologisch Organische Individuen) |
Politiek Rijksgebied Voor Politieke Niet- Erfrechtelijke Commerciële Derden Entiteiten (Dode Legale Fictie PERSONEN) |
Europa | Europese Unie – United Nations |
Vaste landmassa op Planeet Aarde, geschapen door de schepper, vrij én van elk levend individu. | Kavels en Overheidsgebouwen (Maritieme Juridische Boxen) opgeëist door Overheden, enkel voor Politieke Entiteiten, EGI Transgender Extremisten. |
Onder Onvervreemdbare Superieure Goddelijke, Natuurlijke en Positieve wetten van het Land (Law of the Land). | Onder Inferieure Maritieme/Admiraliteit wetten, Codes en Statuten (Maritime Law/Admiralty Law/Color of Law). |
Vrije Goddelijke Jurisdictie, de wet van één (Law of One Law). | Onder Gedwongen Jurisdictie van Overheden, Gedwongen Slaven Contracten (Maritime Law/Admiralty Law/Color of Law). |
Privaat, Non Public. | Vermeend Openbaar. |
Niet Fictief, Goddelijk | Fictieve vermeende macht van entiteiten, Satanisch |
één Landmassa | “Landen” Simulaties |
Niet Politiek | Politiek |
Natuurlijke Oorsprong. | Onnatuurlijke Creatie. |
Onvervuild Land, Water en Lucht | Vervuild door Chemtrails, HAARP Weer Manipulaties (…) |
Natuurlijke Producten, Medicinale Natuurlijke kruiden, Gezond (…) | GMO’s, Big Farmaceutische Industrie, Giftig (…) |
Overvloedige natuurlijke grondstoffen | Schaarste Simulatie, Schaarste Creatie |
Levende Enige Erfgenaam Beneficiair VS Dode Legale Fictie Persoon
de Levende Enige Erfgenaam Beneficiair AHB, Non Public Levend Biologisch Organische Individu |
de Gecreëerde Legale Fictie Entiteit, Publiek Openbaar Dode Administratieve PERSOON |
Niet Politiek Grondgebied Levend Individu | Maritiem Politiek Rijksgebied Gecreëerde Administratieve Entiteit |
Gegeven Na(a)m(en): John Edward | Persoons Naam: JOHN EDWARD PERSOON |
In vrijheid geboren naar evenbeeld van de schepper met onvervreemdbare goddelijke rechten (Niet Politiek Grondgebied) | Gecreëerd door de STAAT (Maritiem Politiek Rijksgebied) |
Levend Biologisch Organisch Ademend Individu | Gecreëerde Administratieve Legale Fictie Entiteit |
Privaat, Non Public. | Publiek Openbaar. |
Niet Fictief, onder Goddelijk Jurisdictie | Fictief, onder Gedwongen Politiek Rijksgebied Jurisdictie |
Levend geboren, Zelfbewust, Intelligent Individu | Gecreëerde Administratieve (Betaal) Slaaf |
Niet Politiek | Politiek |
Natuurlijke Oorsprong. | Onnatuurlijke Creatie. |
Geleid door de Geest van één | Bezeten door Entiteit |
Intelligent, Creatief, Zelfbewust, Zelfstandig uitvoerend | Dood, Administratief, niet zelfbewust, niet zelfstandig uitvoerend, Dode niets kunnende Entiteit |
Fysiek tastbaar levend niet patenteer -baar bestaansweefsel | Fysiek niet tastbaar administratief, Protocollair beschreven als zijnde overleden in (DOG LATIN, GRAFZERK) HOOFDLETTERS |